€ 8,5 miljard voor het herstel en de ontwikkeling van het onderwijs tijdens en na corona? ‘Het Nationaal Programma Onderwijs is een medicijn dat alleen de symptomen bestrijdt, niet de kwaal zelf’, stelt oud onderwijsbestuurder Louis van Stiphout. ‘Als we het onderwijs structureel herinrichten, hebben we lapmiddelen zoals deze subsidie helemaal niet nodig.’

8,5 miljard voor het onderwijs. Fijn toch?
‘Waarom 8,5 miljard euro en niet 6, 10 of 12 miljard? Hoe is de hoogte van dat bedrag tot stand gekomen? Niet door het werkveld in ieder geval. Het is belangrijk dat kinderen gelijke kansen krijgen, maar voor deze 8,5 miljard ontbreekt de onderbouwing. De visie achter de hoogte van het bedrag wordt niet gedeeld. Dat is overigens exemplarisch voor de gehele financiering van het onderwijs. Met regelmaat krijgen scholen van de overheid een incidenteel bedrag. Geld dat ze niet hebben begroot en niet aan personeel kunnen besteden. Investeren in personeel leidt immers tot structurele verplichtingen. Incidentele subsidies worden daarom vaak besteed aan schoolborden, ict en dat soort zaken. Of ze blijven op de bankrekening staan.’
“8,5 miljard. Waarom niet 6, 10 of 12 miljard? Er zit geen visie achter”
Over het Nationaal Programma Onderwijs zeggen ze juist: deze 8,5 miljard is bedoeld voor het wegwerken van corona-achterstanden.
‘Over welke achterstanden hebben we het? Over meetbare leeropbrengsten in engere zin (zoals taal, lezen en rekenen) of over onderwijsopbrengsten in de breedte, waartoe ook zaken als sociale vaardigheden en burgerschap behoren? Wat in deze coronatijd wel heel duidelijk is geworden, is dat school niet alleen een plaats is waar kinderen werken aan leerprestaties, maar ook een plaats van opvang. Het is niet perse zo dat hoe meer je naar school gaat, hoe hoger de leeropbrengsten. Bij een deel van de leerlingen zijn de leeropbrengsten in de coronatijd verbeterd. Andere kampen met achterstanden. Ik denk trouwens dat die leerachterstanden in veel gevallen meevallen. Het is heel gebruikelijk dat kinderen in de weken rondom de zomervakantie niet zoveel met basiskennis en vaardigheden bezig zijn. En na de middelbare school gaan ze misschien een jaar rondreizen. De aanname achter de corona-achterstanden is dat kinderen zich niet ontwikkelen als ze thuis zijn, maar is die aanname terecht?
Kwetsbare kinderen moeten we uiteraard goed in de gaten houden. Maar ook voor deze groep geldt: je kunt hen niet allemaal over één kam scheren. Het ene kwetsbare kind heeft door de lockdowns vertraging opgelopen, van het andere kind zijn sommige schoolresultaten juist verbeterd. Voor sommige kwetsbare kinderen is het prima om vanaf de computer taal- en rekenlessen te kunnen volgen. Ons onderwijs is ingericht naar leeftijdsgroep en gaat uit van gemiddelden. De meeste kinderen zitten niet precies op dat gemiddelde, maar erboven of eronder. Je zou het kind als uitgangspunt moeten nemen en de vorm moeten aanpassen aan wat het kind nodig heeft. Primair moet ieder kind op de basisschool leren dat hij er mag zijn en dat hij er toe doet zoals hij is. Natuurlijk moet je als onderwijs basisvaardigheden als taal, rekenen en begrijpend lezen aanleren; die vaardigheden hebben kinderen nodig om hun persoonlijke talenten tot ontwikkeling te brengen. Maar verder zou je als onderwijs bezig moeten zijn met het helpen van kinderen bij het ontdekken van talenten en bij het professioneel ondersteunen van kinderen bij het ontwikkelen van hun talenten.’
Wat doen we dan met die 8,5 miljard?
‘Wat mij betreft: gebruik het om het systeem te verbeteren. Om aanspraak te kunnen maken op deze subsidie, moet je een plan schrijven; een goed verhaal dat moet voldoen aan verantwoordingsvoorwaarden die zijn ontworpen door mensen die niet verbonden zijn aan een school. Eenpitters hebben iedereen nodig voor het onderwijs. Zij hebben helemaal geen tijd om een plan te schrijven. Besturen van meerdere scholen hebben vaak een onderwijskundige in dienst die zo’n plan kan schrijven, maar ook voor hem of haar geldt dat de tijd die zij besteden aan het schrijven van een plan, deze niet kunnen besteden aan bijvoorbeeld het ondersteunen van intern begeleiders.
De PO-raad zegt: koppel de subsidie aan de wegingsfactor.
‘Het voordeel is dat je dan geen plan hoeft te schrijven. Maar het blijft incidenteel geld waarvan ik me afvraag of je daarmee kinderen in een achterstandspositie met een onderwijsachterstand helpt.’
“Als je het onderwijs efficiënter en effectiever inricht, heb je dit soort lapmiddelen niet nodig”
Wat jou betreft geen 8,5 miljard subsidie. Wat is dan wel nodig?
‘Ons onderwijs is zo slecht nog niet. Er is veel geld voor vrijgemaakt en er werken veel goede mensen. Alleen moeten we het onderwijs anders organiseren. Veel efficiënter en effectiever. Als Den Haag het lef zou tonen om aan de slag te gaan met heilige huisjes – zoals de denominatie en de problematiek van kleine scholen -, zouden lapmiddelen zoals het Nationaal Programma Onderwijs niet nodig zijn. Het zou goed zijn om de discussie over kleine scholen eens goed te voeren. Niet als bedreiging, maar als kans. Zodra je over het thema “openbare scholen versus denominatie” begint, gaan mensen in de verdediging. De kunst is juist om vrij te denken. We komen bestuurders, goede directeuren en leerkrachten tekort. Als je ooit iets wilt veranderen, is dit het moment, want in het onderwijs hoeft niemand nu te vrezen dat hij zonder werk komt te zitten.’
Grotere scholen dus?
‘Om me heen hoor ik vaak: we hebben te weinig mensen. Maar als je het anders organiseert, is het tekort minder groot. Stel in een dorp of wijk staan drie kleine scholen, die worden bekostigd met een kleinescholentoeslag. Als je van deze drie scholen één school maakt, kun je groepen van 20-30 leerlingen maken en speel je al bijna een leerkracht vrij. Natuurlijk moeten je in een grotere school je onderwijs wel kleinschalig organiseren, omdat geborgenheid en je gekend voelen belangrijk zijn voor de ontwikkeling van kinderen. Kleine scholen hoeven niet slecht te zijn, maar zijn wel veel kwetsbaarder. Op kleine scholen staan toppers van leerkrachten die in staat zijn meer groepen en heel veel niveaus in een klas te onderwijzen. Maar wat als daar een leerkracht uitvalt? Je hebt met de huidige tekorten niet een leerkracht met dezelfde ervaring en kwaliteit. In een grotere school kunnen leerkrachten bovendien de algemene taken beter onderling verdelen, waardoor ze minder zwaar worden belast. Bovendien ben je veel flexibeler bij ziekte van leerkrachten en heb je meer specialisme in huis. Ik pleit er daarom voor om in principe die scholen op te heffen, die structureel minder dan tweehonderd leerlingen hebben, terwijl er binnen anderhalve kilometer nog een school staat. Organiseren we het onderwijs op deze manier, dan kunnen we met het huidige budget het onderwijs al flink verbeteren. Wil je dan nog steeds investeren in het basisonderwijs zorg dan dat de beloning van de toppers die er werken geen argument is om het onderwijs te verlaten. Breng het in ieder geval in overeenstemming met het voortgezet onderwijs.
Het is door corona heel duidelijk geworden dat school niet alleen een plaats is van leren. Moeten leerkrachten zich meer richten op de kern en de rest aan een specialist overlaten?
‘Ik denk dat het met het oog op gelijke kansen goed kan zijn om onderwijs en opvang in één hand te leggen. Zodat kinderen, wanneer dat in het belang is van een kind, een plek hebben waar ze bij wijze van spreken van 7 tot 19 uur én goed opgevangen worden én onderwijs kunnen genieten. Dat wil niet zeggen dat ieder kind twaalf uur per dag naar opvang moet, maar dat je daar ruimte voor maakt en daarbinnen onderwijs organiseert. Op een moment op de dag die voor het onderwijs het beste is.’
“Bestuurders moeten samen verantwoordelijk worden voor goed onderwijs in hun regio”
Grotere scholen, onderwijs en opvang van 7 tot 19 uur. Hoe komt de verantwoording er in dit plaatje uit te zien?‘Onderwijs wordt op verschillende niveaus georganiseerd en gepraktiseerd: de politiek, de leerkrachten en de bestuurders. In de nieuwe organisatie zijn het de bestuurders die regionale verantwoordelijkheid nemen voor goed onderwijs. Van de politiek komt het immers niet – dat ligt te gevoelig- en van de mensen op de scholen mag je het evenmin verwachten. Ik stel me voor dat bestuurders samen de verantwoordelijkheid nemen voor hoe wij het onderwijs in deze regio zo goed mogelijk kunnen organiseren, met de middelen en mensen die we hebben? Laten bestuurders hun primaire verantwoordelijkheid als uitgangspunt nemen: goed onderwijs in de regio. En vervolgens met elkaar kijken hoe ze vraagstukken op het gebied van geloofsovertuiging en onderwijsvisies (zoals jenaplan, montessori en dalton) goed kunnen organiseren. Ik denk dat je betere ondersteuning voor íedere leerkracht en voor íedere school kunt realiseren. Voor specifieke groepen kinderen die gevaar lopen in hun ontwikkeling, kun je een goed onderbouwd plan maken waarin je beschrijft hoe je hen verder wilt helpen. Daarmee verantwoord je je uitgaven voor de belastingbetaler.
Het vormen van vergaande regionale samenwerking kan middels van een fusie, maar er zijn ook andere vormen die niet vrijblijvend zijn. Raden van Toezicht die lef tonen én goede bestuurders zijn in dit verhaal belangrijk. Het zou helpen om bestuurders voor bepaalde tijd aan te nemen en hen een duidelijke opdracht mee te geven. ’Het gaat erom dat je je gemeenschappelijke krachten inzet en met elkaar zorgt voor goed onderwijs in de regio.’